Waar de schaduw valt

Let op: deze blog bevat persoonlijke reflecties over depressie, suïcidale gedachten en therapie. Lees verder op je eigen tempo, en neem de ruimte als het nodig is.

Dit is geen professionele hulp of advies, maar mijn persoonlijke ervaring wat ik onder woorden probeer te brengen aan iets wat voor mij lastig is.

Als je zelf worstelt, aarzel niet om hulp te zoeken. Je bent niet alleen.

In Nederland kun je terecht bij 113.nl of bel gratis naar 0800-0113.

“Allen danste met De Dood, maar niemand als Elisabeth”

“Attenzione!”

“Zijne majesteit… De Dood”

“Soms merk je het pas wanneer het licht dooft… dat de schaduw al die tijd al achter je stond.”

Voor mij gebeurde dat een paar dagen geleden. De dag ervoor was ik nog gewoon aan het werk – in stilte, in het theater. Na afloop besloot ik wat langer te blijven. In een van de zalen speelde die week de musical Elisabeth, gebaseerd op het leven van keizerin Elisabeth van Oostenrijk-Hongarije. Een voorstelling die haar leven niet romantiseert, maar juist confronteert. En als iemand die De Dood ook als een oude bekende beschouwt, raakte deze voorstelling me op een plek waar ik het niet had verwacht.

🌗 Wanneer het doek valt

Het licht doofde. De muziek stierf weg. Het doek viel. En toen voelde ik hem – de schaduw. Die achter me stond, al langer dan ik zelf wist. 

Soms moet je het eerst laten bezinken wat je hebt gezien of gehoord voordat je voelt wat het met je doet. Ik ging alleen naar de voorstelling. Voor sommigen niets bijzonders, maar voor mij een uitdaging. Niet vanwege het alleen-zijn zelf… maar vanwege de anderen. Iedereen leek iemand bij zich te hebben. En ik zat daar, alleen. Alleen met mijn schaduw. 

Aanvankelijk dacht ik er niet meer van dan: mooi gespeeld, indrukwekkend toneelbeeld, en ijzersterk gezongen. Maar dit was ander. Iets bleef hangen.

Als het licht eenmaal dooft, zie je pas de schaduw die al die tijd achter je stond. Een zwarte schaduw. Die valt. 

“Ook al klinkt het hemels,

duivels is de pijn”

“Volgens mensen moet het liefde zijn”

“Hoe kon ik zo week zijn?

Wat was mijn motief?”

“Simpel dit: Ik had haar werkelijk lief”

🌘De schaduw in haar, en in mij

Ik herkende mijzelf in Sissi. In haar relatie tot De Dood, die in deze voorstelling niet slechts een metafoor is, maar een karakter. Een figuur die je lokt, verleidt, begrijpt. Voor wie bang is voor de dood, zal dit misschien afstoten. Maar als hij je vertrouweling is, misschien zelfs je geliefde? Dan slaat het als een mokerslag binnen. Zoals bij mij, een dag later, toen het nummer ‘Er valt een zwarte schaduw’ zachtjes opnieuw in mijn hoofd begon te spelen – fluisterend, herhalend, onafwendbaar. 

Het begint rustig. Die stille dreiging die zich in je vingertoppen nestelt, of als een vage trilling diep vanbinnen. De pianoklanken die vallen als druppels. De drums bouwen een spanning die je nauwelijks kunt plaatsen. Dan komen de violen en de rest van het orkest. Zij snijden, stuwen, sleuren het gevecht naar boven: het gevecht tussen leven en dood. De stemmen van de twee mannen – de zoon, het leven; De Dood: zijn verleiding – klinken als tegenpolen die elkaar toch begrijpen. En net als de spanning piekt… wordt het weer stil. De Dood neemt opnieuw het woord. Rustig. Overtuigend. Onvermijdelijk. En dan, in een laatste uitbarsting van symfonie, sterft het nummer weg. En laat het alles achter wat ik niet wist dat er nog was.

Een paar weken geleden sloot ik voor de tweede keer een zware therapie af. De afronding voelde als een ware opluchting – maar wat achterbleef was de rouw. Niet om wat geweest is, maar om wat er nog sluiert. Donkere gedachten. Bekend terrein. 

Dit ene nummer maakte alles weer wakker.

Voor mijn omgeving lijkt het alsof het beter met me gaat. Maar ik weet inmiddels beter. Het voelt niet beter. Alleen – het staat nu los van waar ik voor behandeld werd. En dat… voelt op een vreemde manier geruststellend? Misschien omdat ik het herken? Omdat ik het doorzie? Omdat het me niet meer verrast?

Nu weet ik: het gaat niet goed. En dat besef, hoe pijnlijk ook, geeft me grip. Ik voel hem weer – de zwarte schaduw achter mij. Mijn metgezel. Mijn vertrouweling. Mijn vriend. Het duet dat klonk in het theater, klinkt ook in mij. Het gesprek tussen mijn leven… en mijn dood.

🌑 De stilte tussen de noten

Tijd om met elkaar te spreken / Om het zwijgen te doorbreken

    • Interpretatie: dit opent als een uitnodig tot gesprek – een moment van confrontatie tussen leven en de dood, Elizabeth’s zoon Rudolf en De Dood.

    • Persoonlijke reflectie:Het zal voor sommigen troost geven, voor anderen angst. De Dood als gesprekspartner betekent dat hij dichtbij je staat – als deel van het leven.

Je kent me, ja je kent me / Ik zei jou als kleine jongen: Rudolf wees ervan doordrongen

    • Interpretatie: De Dood is geen onbekende, hij is een oude vriend, een constante aanwezigheid in een wereld van onzekerheid. 

    • Persoonlijke reflectie:Als je niet suïcidaal bent geweest, is het lastig te begrijpen. Maar voor sommigen is De Dood een vertrouweling. Iemand die er altijd voor je is.

Altijd zal ik om je roepen / Als de angsten aan me vreten / Ik kom, als jij dat wilt

    • Interpretatie: De Dood is geduldig, maar altijd beschikbaar. Hij dringt zich niet op, maar staat als een schaduw achter je paraat. 

    • Mijn aantekening:Ik heb het zelf ook gevoeld. De angsten. De fluisteringen. De aanwezigheid. Niet dreigend, maar troostend.” 

Er valt een zwarte schaduw / En geen mens die daarvoor openstaat

    • Symboliek: de schaduw als metafoor voor depressie of suïcidale gedachten. Het komt stilletjes, onaangekondigd. 

    • Persoonlijke noot:Iedereen loopt altijd weer verder, zelfs wanneer iemand verdwijnt in de schaduw. Pas als iemand ‘valt’, staan we erbij stil of willen we het niet meer zien.

Men volgt de Rattenvanger / Die zacht fluitend naar de afgrond gaat” 

    • Dramatische metafoor: een verwijzing naar een collectieve ondergang of verleiding tot zelfdestructie – klinkt bijna sprookjesachtig, niet? 

    • Persoonlijke interpretatie:Wie fluistert zulke gedachten toe? En waarom luisteren we soms zó aandachtig?

Mijn handen zijn gebonden / Die aanblik maakt me ziek

    • Ervaring machteloosheid: zowel voor wie ermee worstelt, als voor wie toekijkt.

    • Mijn observatie: Soms kun je niet reageren, ook al wil je dat wel. De gebonden handen zijn psychisch én maatschappelijk.

De liederen klinken koud en schril” 

    • Muzikale laag: de instrumentatie ondersteunt de kilte van de tekst.

    • Mijn opmerking:De Dood klinkt hier niet als stilte, maar als verleidelijk – De Dood die je iets influistert.

Waarom wordt het nu stil?

    • Retorische vraag: wat blijft er nog over na het roepen, het dreigen, het vechten?

    • Persoonlijke reflectie: De stilte ervoor kan geruststellend zijn. Of het bewijs dat men opgeeft.

Grijp naar de macht / Dit is je roeping, roeping

    • Aanmoediging of manipulatie?: De Dood als verleider die autonomie over jezelf belooft na overgave. 

    • Mijn bedenking: Is het zelfbescherming of overgave? Wanneer voelt sterven als controle?

Wie kan de vrede Satan aan?

    • Theatraal einde: De Dood wordt getoond als een krachtveld dat uiteindelijk groter is dan het individu. 

    • Mijn toevoeging: Uiteindelijk kan niemand hem aan. Niemand. Maar nu voor mij… nog niet.

“Dat jij mij liet vallen heeft mij zeer verrast”

“Jij wilt van mij niets weten

en speelt de bruid”

“Onzichtbare ogen kijken heimelijk toe,

wachten gretig op ons rendez-vous”

Velen kennen Elisabeth als de betoverende keizerin uit de romantische Sissi-films – een leven vol paleizen, jurken en balzalen. Maar die beelden tonen slechts één kant van het verhaal. De echte Elisabeth kende ook duisternis. Eenzaamheid. Verzet. En een schaduw die haar altijd volgde.

De musical Elisabeth, die in 1992 in Wenen in première ging, durfde die schaduw recht aan te kijken. In plaats van haar leven te romantiseren, laat de voorstelling zien hoe ze steeds verder wegvluchtte van het hof, van haar kinderen, van haar rol als keizerin – en danste ze steeds vaker met De Dood. 

In deze versie is De Dood geen abstract iets, maar een personage van vlees en bloed: verleidelijk, dreigend, onafwendbaar. Hij volgt Elisabeth al haar leven lang. Komt dichterbij, raakt haar bijna aan – maar neemt haar niet mee. Niet omdat hij haar niet wilt, maar omdat hij van haar houdt. Hij is haar schaduw, haar spiegel, haar verlangen naar controle en rust.

Waar anderen De Dood vrezen, is hij voor Elisabeth haar trouwe vriend. Hij verleidt haar met vrijheid. Met stilte. Met ontsnapping. En dat maakt hem des te gevaarlijker, want wat zij als bevrijding ziet, is in stilte al afscheid.

De macht verschuift voortdurend tussen de twee werelden: die van het leven, en die van de dood. Rudolf zoekt de controle – hij wilt spreken, handelen, (zichzelf) redden. Maar telkens als hij het probeert vast te grijpen, glipt de wereld weg. Met “Mijn handen zijn gebonden,” wordt zijn onvermogen tastbaar. Ondertussen blijft De Dood als een schaduw achter hem staan: fluisterend, sturend, maar nooit dwingend. “Ik kom, als jij dat wilt” Die regel zegt alles. De Dood is geduldig. Hij wacht op de overgave. Niet met geweld, maar met verleiding. En daarin schuilt zijn kracht: niet door te nemen, maar door te laten kiezen. Het moment waarop de controle losgelaten wordt, wordt het punt waarop de schaduw werkelijk valt.

🌒 Mijn weg door het donker

Mijn schaduw is nooit helemaal gevallen, maar er zijn momenten geweest waarop dat gevaarlijk dichtbij kwam. Ik heb een groot deel van mijn leven in die schaduw geleefd. Hij sloot zich om mij heen – liet mij leven, maar hield me tegelijk gevangen. 

Na mijn eerste zware therapie sessie voelde het alsof er een zwart gordijn werd weggetrokken. Alsof ik voor het eerst kleuren zag. Geuren rook. Dingen echt vóélde. Het was bijna een magisch besef: dat ik misschien eindelijk los was gekomen van de schaduw die me al die jaren onbewust in bedwang had gehouden. 

Maar niets bleek minder waar. Het was slechts een adempauze.

🌓 Re-entrée van de schaduw

Een half jaar later begon mijn schaduw langzaam weer te groeien. Hij was er weer. Langzaam kroop hij terug in mijn gedachten, nestelde zich tussen mijn herinneringen, en maakte alles weer donker. Misschien had ik toen naar hem moeten luisteren. Naar de fluisteringen die ik voelde. Misschien had ik er toen al een einde aan moeten maken. 

Want nu, na de tweede zware therapie sessie, lijkt hij sterker dan ooit. Zijn aanwezigheid is niet langer sluimerend. Hij is er – intens, tastbaar. En het beangstigende is: dat ik nu niet meer weet waar zijn fluisteringen vandaan komen. Alleen dat ze er zijn. En altijd al zijn geweest.

🌔 Wat blijft er achter?

Net als Elisabeth, denk ik, weet je op een bepaald moment dat hij er is – De Dood, de schaduw. Maar op een gegeven moment weiger je het erkenning te geven. Je doet alsof hij er niet is, alsof hij niet met je meeloopt. Maar hoe lang kun je dat volhouden?

Bij haar kwam het haar duur te staan. En ook ik begin het te merken.

“Ik wil met jou in as verzinken.

Om als een feniks op te staan, laat ons

in eeuwigheid vergaan”

“Mijn leven is…”

“Leven is…”

“… van mij”

Sinds ik dit nummer leerde kennen, ‘Er valt een zwarte schaduw’, voel ik hem sterker dan ooit. Zijn stem. Zijn stilte. Zijn nabijheid. Misschien klinkt dat vreemd. Misschien niet. Maar één ding weet ik zeker: hij is geen vreemde voor mij. Ik ben niet bang voor hem. Hij is vertrouwd. Veilig. En hij heeft mij nooit verlaten, hij is nooit weggeweest.

🌕 De rand van het zwijgen

Mentale pijn is zelden luid. Stil, haast een fluistering. Aanwezig. En juist die stilte, dat zwijgen, maakt het soms zo beklemmend – Waarom wordt het nu stil?

Ik heb mijn worstelingen geen plek gegeven. Ik heb ze erkend. Niet weggestopt, maar omarmd. Zoals De Dood zich, in dit nummer, niet laat wegduwen maar meeloopt – zo leerde ik dat sommige dingen niet verdwijnen, maar deel worden van je reis. En misschien is dát de plek: niet iets afsluiten, maar ermee leren leven… zonder je ogen te sluiten. 

Net als Elisabeth voel ik soms die tweestrijd: het willen leven, maar niet op de voorwaarden van de wereld. Haar hunkering naar vrijheid, haar afkeer tegen de opgelegde rollen, en tegelijk de fluistering van De Dood als rust, als ontsnapping – het raakte me diep. Dieper dan verwacht. Niet omdat ik haar wilde volgen of haar adoreer, maar omdat ik haar begrijp. En dat is misschien wel het meest beangstigende én troostende besef: dat je niet alleen bent in de strijd. 

🌖 Fluisteringen in majeur

Wat dit nummer met mij deed, viel mij dus pas later op. Niet tijdens of na de voorstelling, maar de dagen erna, toen de muziek bleef hangen en de tekst regels in mijn hoofd zich herhaalde. Soms doet muziek dat: het raakt iets wat je zelf nog niet durfde te benoemen. Niet omdat het een antwoord heeft, maar omdat het woorden geeft aan wat je eerder alleen voelde. ‘Er valt een zwarte schaduw’ spiegelde iets in mij terug – niet alleen mijn verdriet, maar ook mijn worsteling met controle, overgave, en het verlangen naar rust. Juist dat besef maakte het zo benauwend… en helend tegelijk. 

Soms vertelt een nummer je iets wat je zelf nog niet kon verwoorden. ‘Er valt een zwarte schaduw’ fluisterde mij geen oplossing toe, maar liet me toe in een gesprek dat ik lang heb vermeden – het gesprek over leven en de dood, verlangen en stilte, overgave en verzet. Niet om het einde te zoeken, maar om de schaduw te erkennen die mij altijd al heeft vergezeld. 

🌗 Niet alleen in de schaduw

Misschien herken jij iets in mijn woorden. Misschien ook niet. Alles is goed. Voel je vrij te reageren of te delen – vanuit zachtheid, en altijd met respect voor de schaduw van een ander. 

Getekend,

Mijn Schaduw.